haarwater
- haar·wa·ter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | haarwater | |
verkleinwoord | haarwatertje | haarwatertjes |
het haarwater o
- dunne vloeistof die nuttig zou zijn voor de verzorging van haar
- De titelfiguur uit Biedermann en de brandstichters is een typische vertegenwoordiger van de middenklasse, in dit geval een handelaar in haarwater.[2]
- (pejoratief) wijn van zeer slechte kwaliteit
- Rosé d'Ánjou wenst zich daar overigens niet bij neer te leggen. Het halfzoete haarwater uit de Loire waar Nederland in de jaren zeventig aan verslaafd was, is aan een charmeoffensief begonnen om terrein terug te winnen. Zo belooft de zelfverklaarde 'Koning van de Rosé'de nieuwe drinker een 'magnificent life'.[3]
- jenever, borrel
- [1] hoofdwater, lotion
- Het woord haarwater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Volkskrant Hein Janssen 4 oktober 2006 Dreiging raakt zoekt in profetische satire over angst burgerman
- ↑ Het Parool 10 JULI 2010 Wijn majeure muscadet