haarloos
- haar·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | haarloos | haarlozer | haarloost |
verbogen | haarloze | haarlozere | haarlooste |
partitief | haarloos | haarlozers | - |
haarloos
- zonder haar
- De haarloze man voelde zich oud en afgeschreven vooral toen bleek dat ook een haartransplantatie niet hielp.
- Het woord haarloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.