• hör·snäcka
  • Samenstelling van de stam "hör" van het Zweedse werkwoord höra en het Zweedse zelfstandige naamwoord snäcka
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hörsnäcka     hörsnäckan     hörsnäckor     hörssnäckorna  
genitief   hörsnäckas     hörsnäckans     hörsnäckors     hörssnäckornas  

hörsnäcka, g

  1. oorbeschermer, oordop, oordopje
  2. (anatomie) slakkenhuis
  3. (communicatie), (elektrotechniek) oordopje, oortelefoon
  4. (techniek) gehoorapparaat, gehoortoestel, hoorapparaat, hoortoestel