• gunst·ta·rief
enkelvoud meervoud
naamwoord gunsttarief gunsttarieven
verkleinwoord gunsttariefje gunsttariefjes

het gunsttariefo

  1. (België) verlaagde prijs of te verlaagd percentage dat betaald moet worden
    • "Een blanco cheque." De sp.a reageert scherp op een wetswijziging over het fiscale gunsttarief van voetbal-, basket en volleybalclubs. De voorbije jaren konden clubs rekenen op een vrijstelling van bedrijfsvoorheffing, op voorwaarde dat een deel van dat geld terugvloeide naar de jeugdwerking. Die bindende voorwaarde werd donderdag ongedaan gemaakt na een stemming in de Kamer. Sp.a stemde als enige tegen. [1] 
  1. de Morgen 19-03-11