gummi-jas
- gum·mi-jas
- samenstelling van gummi zn en jas zn , geschreven met een koppelteken volgens spellingregel 7.A, omdat ij hier niet voor de lange ij staat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gummi-jas | gummi-jassen |
verkleinwoord | - | - |
- (kleding) kledingstuk dat minstens de armen en de romp bedekt, over andere kleding wordt gedragen en die door een rubberen laagje beschermt tegen nattigheid van buiten
- ▸ Hoeveel waterdamp onze huid wel afgeeft, kan men gemakkelijk bemerken, als men enige tijd een (niet-poreuze) gummi-jas heeft gedragen. De binnenkant wordt nat, iets wat bij meer poreuze kleding niet gebeurt.[1]
-
Een gummi-jas uit de 19e eeuw.
- Het woord gummi-jas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron MedicusDe huid. Een ideale verpakking. in: Beatrijs , jrg. 13 nr. 39 (24 september 1955), Spaarnestad, Haarlem, p. 1413 kol. 2