guichet
- gui·chet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | guichet | guichets |
verkleinwoord | - | - |
het guichet o
- (effectenhandel) tussenpersoon die wel handelt in een bepaald waardepapier, maar daar zelf geen bezit in opbouwt
- De bank fungeert samen met dochter Pierson, Heldring & Pierson slechts als guichet, als loket, waar de aandelen gekocht kunnen worden. [2]
- (bouwkunde) doorgeefluik, afgescheiden deel van een balie, bestemd voor transacties van bezoekers met een vertegenwoordiger van een organisatie
- Wie maalt er nou om de rij die volgende week zaterdag eventueel voor het guichet op Gatwick zou kunnen staan? [3]
- (bouwkunde) (verouderd) luik of klein deurtje als onderdeel van een grote deur
- Verschrikt vluchtten de nonnen naar hare cellen; en aldus alleen gelaten, moest Angélique wel zelve naar de gesloten voorpoort gaan en er het kleine luikje, guichet, wegschuiven. [4]
-
2. Een guichet uit een oud postkantoor.
-
3. Celdeur met een geopend guichet.
- [1], [2] loket
- Het woord guichet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "guichet" herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ guichet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Bogaerts, G.-J."Pirelli plakt band met beleggers" in: De Volkskrant jrg. 71 nr. 20770 (18 november 1992); p. 17 kol. 7; geraadpleegd 2019-07-11
- ↑ Barnes, J. (vert. B. Kriek)Trioloog; Liefde, enz. (2016) Atlas Contact, Amsterdam; ISBN 9789025448752; hfst. 6; geraadpleegd 2019-07-11
- ↑ Naber, J.W.A.De nonnen van Port-Royal (1924) Tjeenk Willink, Haarlem; p. 31; geraadpleegd 2019-07-11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
guichet | le guichet | guichets | les guichets |
guichet m