• grum·set
  • Afleiding van het Noorse zeldstandige naamwoord grums met het achtervoegsel -et
Naar frequentie 65287
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud grumset mer grumset mest grumset
o enkelvoud grumset
meervoud grumsete
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
grumsete mer grumset mest grumsete

grumset

  1. onzuiver, troubel
    «Hjemmebrygget pils, synes litt grumset, god på smak»
    Tehuis gebrouwen pils, licht troebel, goed in smak
  2. (figuurlijk) dubieus, onrein (bijv. een onreine gedachte), onzedelijk, twijfelachtig
  3. (figuurlijk) onklaar, suspect
  • [1]: grumset vann
onzuiver water
  • [2]: grumsete motiver ("tvilsomme grunner")
twijfelachtige motieven ("dubieuze redenen")
  • [3]: grumsete tilhøve
suspecte omstandigheden