grootschalig
- groot·scha·lig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | grootschalig | grootschaliger | grootschaligst |
verbogen | grootschalige | grootschaligere | grootschaligste |
partitief | grootschaligs | grootschaligers | - |
grootschalig
- waar veel dingen of mensen bij betrokken zijn
- De nieuwe stad bouwde grootschalige nieuwbouwwijken.
- ▸ Britse parlementsleden willen dat er een onderzoek komt naar het grootschalige seksuele misbruik van overledenen in twee Britse ziekenhuizen. Elektricien David Fuller (67) gaf deze week toe dat hij tussen 2008 en 2020 zeker honderd overledenen, merendeels vrouwen, seksueel heeft misbruikt in de ziekenhuizen waar hij werkte als elektricien, in het graafschap Kent.[1]
- Het woord grootschalig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grootschalig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Britse politici willen onderzoek naar misbruik overledenen in ziekenhuizen” (Vrijdag 5 november 2021, 23:06), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be