grootmeestertitel

  • groot·mees·ter·ti·tel
enkelvoud meervoud
naamwoord grootmeestertitel grootmeestertitels
verkleinwoord

de grootmeestertitelm

  1. (sport) officiële titel die een persoon verwerft als hij zeer goed is in een denksport als schaken of dammen
     Dat Van Foreest talent heeft, werd nogmaals bevestigd toen hij vorige maand tijdens het jeugd-WK als jongste Nederlander ooit de grootmeestertitel behaalde. Maar is hij ook een toekomstige wereldtopper? Ja, denkt Timman. "Jorden moet nog verder uitkristalliseren om zo tot zijn eigen stijl te komen, maar de potentie is aanwezig."[1]
  1.   Weblink bron “Jongste Nederlandse grootmeester ooit droomt van wereldtop” (Donderdag 22 oktober 2015, 13:04), NOS