• groot·in·dus·trie
enkelvoud meervoud
naamwoord grootindustrie grootindustrieën
verkleinwoord

de grootindustriev

  1. (industrie) zeer groot industrieel bedrijf
     In NortH2 moeten duizenden windmolens boven de Waddeneilanden de stroom gaan leveren voor een nieuw te bouwen mega-waterstoffabriek in Eemshaven. Die waterstof zou dan via de omgebouwde gasleidingen van staatsbedrijf Gasunie verspreid kunnen worden naar de Nederlandse en zelfs internationale grootindustrie.[3]
  1. grootindustrie op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Renee van Hest en Bas Haan
    “Kabinet heroverweegt samenwerking met Shell in waterstofprojecten” (Vrijdag 10 december 2021, 23:12), NOS