grok
- grok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grok | grokken |
verkleinwoord | grokje | grokjes |
de grok m
- meestal warme, alcohol bevattende drank
- Toen is na een praatje het vergif drinken, veranderd in een grokje; [...].[2]
- grog (uitspraakvariant)
vervoeging van |
---|
grokken |
grok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grokken
- Ik grok.
- gebiedende wijs van grokken
- Grok!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grokken
- Grok je?
- Het woord 'grok' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.