• grok
enkelvoud meervoud
naamwoord grok grokken
verkleinwoord grokje grokjes

de grokm

  1. meestal warme, alcohol bevattende drank
    • Toen is na een praatje het vergif drinken, veranderd in een grokje; [...].[2] 
  • grog (uitspraakvariant)
vervoeging van
grokken

grok

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grokken
    • Ik grok. 
  2. gebiedende wijs van grokken
    • Grok! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grokken
    • Grok je?