Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groeps·ri·si·co
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groepsrisico groepsrisico's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

groepsrisico m/o

  1. de kans per jaar dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) tegelijk slachtoffer wordt van een calamiteit
     Op verzoek van de Kamer gaat Kamp nog dit jaar proberen de risico's voor alle inwoners van Groningen in kaart te brengen, het zogenoemde groepsrisico. Dat is een risicoberekening waarbij in kaart wordt gebracht hoe groot het risico is dat groepen mensen door aardbevingen kunnen overlijden.[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “'Niet snel nog minder gas uit Groningen'” (Woensdag 1 juli 2015, 21:45), NOS