Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groeps·ge·wijs
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen groepsgewijs
verbogen groepsgewijze
partitief groepsgewijs

Bijvoeglijk naamwoord

groepsgewijs

  1. per groep
    • De groepsgewijze gesprekken duurden de hele dag. 
Antoniemen

Gangbaarheid