Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groeps·di·rec·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groepsdirectie groepsdirecties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de groepsdirectiev

  1. (economie) de leiding van een groep bedrijven
     De coöperatieve bank krijgt per 1 september ook een andere topstructuur, waarbij de leiding in handen komt van een tienkoppige groepsdirectie.[1]
     Het lid van de groepsdirectie zei dit jaar volgens Prins: het moet een vreetpakket worden. "Geen toeters en bellen. Zo veel mogelijk mensen moeten het lekker vinden en leuk. Dus vlees proberen we te vermijden en alcohol te beperken. Het is altijd heerlijk om te bakkeleien over of het pure hagelslag moet zijn of melk en witte of rode wijn."[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Economische groei bezorgt Rabobank stevige winst” (Donderdag 17 augustus 2017, 08:59), NOS
  2.   Weblink bron “Miljoen minder kerstpakketten door crisis” (Maandag 8 december 2014, 06:04), NOS