griffier
- grif·fier
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘secretaris’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1481 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | griffier | griffiers |
verkleinwoord | griffiertje | griffiertjes |
de griffier m
- (beroep) (juridisch) iemand die de taak heeft alle communicatie rond een zaak schriftelijk vast te leggen en te ordenen
- De advocaat diende zijn pleitnota in bij de griffier.
1. iemand die de taak heeft alle communicatie rond een zaak schriftelijk vast te leggen en te ordenen
- Het woord griffier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "griffier" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "griffier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be