gradueel
- gra·du·eel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opklimmend’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van graad met het achtervoegsel -eel [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gradueel | gradueler | gradueelst |
verbogen | graduele | graduelere | gradueelste |
partitief | gradueels | graduelers | - |
gradueel
- (medisch) trapsgewijs, in graad
- Het woord gradueel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gradueel" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "gradueel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gradueel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be