• graan·kor·rel
enkelvoud meervoud
naamwoord graankorrel graankorrels
verkleinwoord graankorreltje graankorreltjes

de graankorrelm

  1. een vrucht waarbij de vruchtwand met de zaadhuid en de zaadkern is vergroeid. Soms, zoals bij gerst, spelt, rijst en timoteegras, ook nog verder vergroeid met de omhullende kafjes.
    • Graankorrels vormen een van de belangrijkste voedselbronnen voor de mens. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be