graaier
- graai·er
- Naamwoord van handeling van graaien met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | graaier | graaiers |
verkleinwoord | graaiertje | graaiertjes |
de graaier m
- iemand die door middel van al dan niet legale inkomsten zichzelf verrijkt
- Het woord graaier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "graaier" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ www.fd.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be