Nederlands

 
surfer op een golfkam
Uitspraak
Woordafbreking
  • golf·kam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord golfkam golfkammen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de golfkamm

  1. de top van een golf
     Hij denkt zijn bewegingen niet van tevoren uit, hij surft intuïtief. Het ziet er zo gemakkelijk uit als hij loodrecht langs een golf omhoog glijdt, ondersteboven van de golfkam door de lucht vliegt, om zijn eigen as draait, ruggelings landt, met de achterkant van de plank vooruit naar beneden schiet en na een draai van 180 graden weer snelheid maakt voor de volgende sprong.[2]
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Zeezucht” (30/07/2010), HP de Tijd
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be