glucose
- glu·co·se
- In de betekenis van ‘druivensuiker’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1865 [1] [2]
- Bedacht door de franse chemicus Eugène-Melchior Péligot.
- Bron van en met het achtervoegsel -ose
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glucose | - |
verkleinwoord |
- (scheikunde) druivensuiker (met formule C6H12O6)
- glucosamine, glucose-6-fosfaatdehydrogenase-deficiëntie, glucosegehalte, glucosesiroop, glucosespiegel, glucosestroop, glucosezout
1. druivensuiker
- Het woord glucose staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "glucose" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "glucose" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ glucose op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be