• glu·co·se
  • In de betekenis van ‘druivensuiker’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1865 [1] [2]
  • Bedacht door de franse chemicus Eugène-Melchior Péligot.
  • Bron van en met het achtervoegsel -ose
enkelvoud meervoud
naamwoord glucose -
verkleinwoord

de glucosev / m

  1. (scheikunde) druivensuiker (met formule C6H12O6)
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]