Nederlands

 
glijboot
Uitspraak
Woordafbreking
  • glij·boot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord glijboot glijboten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de glijbootv / m

  1. boot met geringe diepgang die door een luchtschroef wordt voortbewogen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

61 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen