• glau·ber·zout
  • samenstelling van  Glauber en  en  zout zn  Vernoemd naar de Duits-Nederlandse scheikundige Johann Rudolph Glauber.
enkelvoud meervoud
naamwoord glauberzout glauberzouten
verkleinwoord

het glauberzouto

  1. (scheikunde) natriumsulfaatdecahydraat. Na2SO4.10H2O
     Aan medicamenten had Joeri Andrejevitsj alleen nog kinine, jodium en glauberzout.[1]