• glas·tuin·der
enkelvoud meervoud
naamwoord glastuinder glastuinders
verkleinwoord

de glastuinderm

  1. (tuinbouw) (beroep) eigenaar van een tuinbouwbedrijf met kassen
  2. (tuinbouw) glastuinbouwbedrijf
     De glastuinbouw is een van de grootste gasverbruikers van Nederland. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek is de sector verantwoordelijk voor zo'n 9 procent van het totale gasverbruik. De energiekosten vormen volgens Glastuinbouw Nederland voor de gemiddelde glastuinbouwer zo'n 30 procent van de totale kosten.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Lichten uit in kassen door hoge gasprijs: 'Onderstreept dat sector moet verduurzamen'” (Maandag 3 januari 2022, 18:17), NOS