gladiool
- gla·di·ool
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘knolgewassengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1779 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gladiool | gladiolen |
verkleinwoord | gladiooltje | gladiooltjes |
- (plantkunde) Gladiolus sp. een bolgewas uit de Irisfamilie met zwaardvormige bladen en gekleurde bloemen
- dwaas, stommeling
- Het woord gladiool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gladiool" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gladiool" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gladiool op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be