Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • gif·blaar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gifblaar gifblaren
verkleinwoord gifblaartje gifblaartjes

Zelfstandig naamwoord

de gifblaarv / m

  1. (bloemplanten) Dichapetalum cymosum   een kleine struik die in de noordelijke delen van Zuidelijk Afrika voorkomt. De plant is een voorname oorzaak van vergiftiging van rundvee in deze streek en wordt in Zuid-Afrika als een van de "grote zes" beschouwd onder de giftige planten die het land rijk is. Een schatting uit 1996 schrijft 8% van de sterfte onder runderen ten gevolge van giftige planten aan gifblaar toe
Hyperoniemen


Gangbaarheid

Meer informatie