Nederlands

 
gietnaad zichtbaar in een betonnen pilaar
Uitspraak
Woordafbreking
  • giet·naad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gietnaad gietnaden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gietnaadm

  1. verdikking in een werkstuk dat is ontstaan door gieten
Vertalingen

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen