• gier·tij
enkelvoud meervoud
naamwoord giertij giertijen
verkleinwoord - -

het giertijo

  1. extra lage eb en hoge vloed die om de twee weken optreedt als de aantrekkingskracht van zon en maan elkaar versterken
28 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[2]