gezondheidszorg

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  gezondheidszorg    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ge·zond·heids·zorg

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  gezondheid  en  zorg  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	gezondheidszorg	gezondheidszorgen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gezondheidszorg m

1. (medisch) alle personen en organisaties die betrokken zijn bij de bevordering van het lichamelijke en geestelijke welbevinden van mensen en het behandelen van zieken

Afgeleide begrippen

• gezondheidszorgbeleid, gezondheidszorgsysteem, gezondheidszorginstelling, gezondheidszorgpsycholoog, gezondheidszorgvoorziening

Synoniemen

• zorgsector

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord gezondheidszorg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.