• ge·zon·de·ne
enkelvoud meervoud
naamwoord gezondene gezondenen
verkleinwoord

de gezondenev / m

  1. iemand die ergens naar toe gestuurd is om daar iets mede te delen
     Scott wijst erop dat de weg die hij wijst helemaal niet zo nieuw is, en feitelijk heeft hij daarin gelijk. Het is Bijbels gezien immers uiterst curieus dat zending (net zo goed als evangelisatie) in de loop der tijd is uitbesteed aan een select groepje mensen binnen de kerk – alsof niet iedere volgeling van Christus geroepen wordt om een gezondene te zijn.[2]


60 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Bram van de Woestijne
    “Met baan en al de zending in” (17-09-2018), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be