• ge·wich·tig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord gewichtigheid gewichtigheden
verkleinwoord

de gewichtigheidv

  1. iets dat van heel groot belang is
  2. de mate waarin iets belangrijk is; de mate waarin men iets als belangrijk ervaart
     Rechter Kidd stelde: ,,Er valt niets te winnen bij een vergelijking van verschillende vormen van seksueel misbruik van kinderen. Natuurlijk moet ik een oordeel vellen over de globale gewichtigheid hiervan, maar dit soort vergelijkingen heeft zijn limieten.”[2]
     Ze leek overweldigd door de gewichtigheid van de taak.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Joeri Vlemings
    “Pedofiele kardinaal ‘schoof priesterkleed opzij en ontblootte penis’” (28-02-2019), Tubantia
  3. Tracy Chevalier
    “Opmerkelijke Schepsels” (2009), Orlando, ISBN 978949208651-8