• ge·we·tens·zaak
enkelvoud meervoud
naamwoord gewetenszaak gewetenszaken
verkleinwoord

de gewetenszaakv / m

  1. een zaak waarin het zedelijke of godsdienstige is betrokken
    • Pas in 1963 kwam een eind aan deze voortplantingsdwang, toen de Bossche bisschop Bekkers voor de KRO-televisie verklaarde dat de omvang van een gezin ‘een gewetenszaak van de gehuwden’ is, ‘waarin niemand, ook geen zielzorger, treden mag’. Drie jaar tevoren was Organon in Oss begonnen met de productie van de anticonceptiepil. Dit ‘lekkers van Bekkers’, zoals het met een verwijzing naar de reclameleus van een Limburgse frikadellenfabrikant werd genoemd, bracht een totale ommekeer teweeg in het geboorteniveau van de Nederlandse katholieken. Zij overtroffen alle andere bevolkingsgroepen in de snelheid waarmee de vruchtbaarheid daalde. [2] 
  • ergens een gewetenszaak van maken
iets heel belangrijk maken
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Herman Vuijsje 5 maart 2011
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be