Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·weer·schot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geweerschot geweerschoten
verkleinwoord geweerschotje geweerschotjes

Zelfstandig naamwoord

het geweerschoto

  1. een schot van een geweer.
    • Het geluid van een geweerschot was van ver te horen. 
     Ik ging rechtop zitten en luisterde met gespitste oren waar het geluid vandaan kwam. Het leken wel geweerschoten, die steeds dichterbij kwamen.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be