• geur·hin·der
enkelvoud meervoud
naamwoord geurhinder
verkleinwoord

de geurhinderm

  1. door stank veroorzaakte overlast
     Volgens het platform bezit ongeveer 14 procent van de Nederlandse huishoudens een met hout gestookte installatie en neemt het gebruik daarvan toe. Voor omwonenden kunnen die haarden en kachels gezondheidsklachten, geurhinder en roetneerslag veroorzaken.[1]
     Door de staking van de vuilnismannen was een namiddagje winkelen in Utrecht deze zaterdag minder leuk dan anders. Overvolle afvalbakken, veel puin eronder en de geurhinder maakten er niet echt een pretje van.[2]
  1.   Weblink bron “'Overheid moet gebruik haarden en kachels ontmoedigen'” (Dinsdag 13 maart 2018, 04:35), NOS
  2.   Weblink bron “Winkelen tussen het vuilnis in Utrecht” (Zaterdag 15 mei 2010, 17:24), NOS