Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·stu·deer·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gestudeerde gestudeerden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de gestudeerdem

  1. iemand die hoger onderwijs gevolgd heeft
      Als we helemaal oprecht willen zijn, dan moeten wij bekennen dat de vernederlandsing van middelbaar, normaal en hoger onderwijs in de jaren dertig nog niet de vruchten heeft afgeworpen die wij er van mochten verwachten: de Vlaamse gestudeerde van nu beschikt niet meer over het Frans als kultuurtaal en het Algemeen Nederlands benadert hij slechts schoorvoetend.[2]
Hyponiemen
enkelvoud meervoud
naamwoord gestudeerde -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het gestudeerdeo

  1. iets waarin men zich grondig verdiept heeft
     Zonder herhaling zal je je het gestudeerde onvoldoende herinneren op het examen en is je kans op slagen klein.[3]

Bijvoeglijk naamwoord

gestudeerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gestudeerd
     Koets herinnert zich dat de Indonesiers die hij kende, in hoofdzaak ontwikkelde en gestudeerde mensen, erg meeleefden met wat er in Holland gebeurde.[4]

Werkwoord

vervoeging van: studeren…
verbogen vorm: gestudeerdee

gestudeerde

  1. verbogen vorm van gestudeerd, voltooid deelwoord van studeren
     De jonge in Utrecht gestudeerde en gepromoveerde diplomaat had daar zelf al in 1930-1932 zijn eerste attachépost vervuld, toen zijn vader gezant in Washington was.[5]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Willem Pee
    Het A.B.N. in Vlaanderen in: Ons Erfdeel., jrg. 7 nr. 1 (september 1963), Jozef Deleu, Rekkem, 50/51
  3.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    An Vierstraete e.a.
    “Niet geslaagd? Tips om je zomer te organiseren.” (7 juli 2022) op ugent.be
  4.   Weblink bron
    Peter Schumacher
    “14 mei: Woede op afstand” (14 mei 1990) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    W.S.A. Colenbrander
    “„A diplomat's diplomat"” (19 december 1970) op nrc.nl