gestand
- ge·stand
- van Middelnederlands gestande zn of gestant zn ; op te vatten als afgeleid van verouderde gestaan ww [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gestand | - |
verkleinwoord | - | - |
gestand
- blijvende trouw
- gestand doentrouw blijven aan
stellend | |
---|---|
onverbogen | gestand |
verbogen |
gestand
- (verouderd) vaststaand, gehandhaafd
- ⧖ Andere, die soo breed niet spreken, houwden evenwel gestand, dat de vaste sterren, ieder meer dan honderd maal grooter zyn dan de gantsche aardkloot. [4]
- ⧖ Zy verlooven hunne Kinderen zeer jong zynde, gelyk de Chineezen; en deeze Verlooving moet gestand blyven, onaangezien den weerzin van Partyen, wanneer zy tot den ouderdom gekomen zyn, waar in men Hymen kan leeren kennen. [5]
- Het woord 'gestand' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gestand" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ gestand op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Outrein, J. d'Proef-stukken van heilige sinne-beelden. (1700) G. Borstius, Amsterdam; p. 51; geraadpleegd 2019-09-15
- ↑ Picart, B. (vert. Abraham Moubach)Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4. (1729) Hermanus Uytwerf, Amsterdam / Jan Daniel Beman, Rotterdam / Isaak van der Kloot, Den Haag; p. 281; geraadpleegd 2019-09-15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be