gestamel
- ge·sta·mel
- Naamwoord van handeling van stamelen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gestamel | |
verkleinwoord |
het gestamel o
- aanhoudend moeilijk en langzaam praten vaak een teken van verlegenheid
- De gewezen Dichter des Vaderlands Gerrit Komrij liet eveneens weten wat hij van Oosterhuis’ werk vind. „Bij hem kan men waarlijk spreken van een ”vertrossing” van de poëzie. (...) De techniek van zijn gedichten bestaat heel handig uit het herhalen van de voorgekauwde loopjes en vondsten uit andermans werk. (...) Het is het geraaskal, het gestamel, dat ware poëzie moet suggereren.” [2]
- Ik voelde recalcitrantie opwellen, boosheid hoofdwaarts stijgen, protest opborrelen. "Wie geeft u het recht? Wie of wat bent u eigenlijk?"' Maar tot verder gestamel kwam ik niet. [3]
1.
- Het woord gestamel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gestamel" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad Jaco van der Knijff 03-11-2008 Dichter van een socialistisch visioen
- ↑ Tubantia 30-12-08 Een nieuwe hoogheid en een oude kogel
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be