• ge·schut·koe·pel
enkelvoud meervoud
naamwoord geschutkoepel geschutkoepels
verkleinwoord

de geschutkoepelm [1]

  1. (militair) halfbolvormig deel van een gebouw of voertuig waaruit een kanonsloop steekt
     Het ACM-korps is bedacht door majoor Collon, Belgisch militair attaché in Parijs. Daar wordt na het uitbreken van de oorlog gewerkt aan geblindeerde wagens op rubberbanden, met Minerva-motor en open geschutkoepel. Collon wil adellijke autofanaten rekruteren, maar hij heeft geen rekening gehouden met de Belgische sluwheid om zich op de mooie postjes te nestelen. Aldus ACM-vrijwilliger Marcel Thiry, die zoals korpsarts Brassine en kapitein Van der Donckt oorlogsmemoires heeft nagelaten. De meeste vrijwilligers zijn jonge avonturiers en ze zijn naar de woorden van Thiry -- zelf pas achttien als hij zich aanmeldt -- vastbesloten om flink te vechten en zich goed te amuseren.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    August Thiry
    “Reizigers door de Grote Oorlog” (08 NOVEMBER 2003), De Standaard