geschiedschrijfster

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·schied·schrijf·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geschiedschrijfster geschiedschrijfsters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de geschiedschrijfsterv

  1. vrouwelijke wetenschapper die de historie bestudeert, vrouw die over vroegere tijden publiceert
     In zekere zin is dit proefschrift een voortzetting van het werk van Naber, die als geschiedschrijfster en mede-oprichtster van het Internationaal Archief van de Vrouwenbeweging (1935) de grondlegster wordt genoemd van de wetenschappelijke studie van het feminisme.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Elsbeth Etty
    “De braafheid voorbij; Johanna Naber (1859-1941)” (15 oktober 1) op nrc.nl