gerochel
- ge·ro·chel
- Naamwoord van handeling van rochelen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gerochel | |
verkleinwoord |
het gerochel o
- het aanhoudend, hoorbaar, moeilijk ademhalen doordat er slijm in beweging gebracht wordt
- Even verderop zit een meiske van drie de longen uit haar lijfje te hoesten. Het loeiende geluid waarmee ze lucht naar binnen zuigt en het gerochel waarmee ze, rood aangelopen, weer uitademt zijn niet om aan te horen. „Ernstige infectie van de luchtwegen”, stond quasi zakelijk op de lijst van kwalen, maar wat zoiets echt inhoudt, dat kun je enkel horen...[2]
- een luide hoorbare ademhaling bij een stervend persoon
- De nieuwe richtlijn gaat uitvoerig in op hoe het levenseinde voor de patiënt zo pijnloos mogelijk kan verlopen. Er staat bijvoorbeeld in hoe slijmvorming kan worden tegengegaan bij het verwijderen van de adembuis. Het blijft doodgaan, zegt Gerritsen nuchter. Dat wordt nooit iets moois. Maar er zijn medicijnen die ervoor zorgen dat het sterven niet met te veel gerochel en gereutel gaat.[3]
1.
- Het woord gerochel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gerochel" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad Ab Jansen 18-11-2013 Een vrolijke boel, maar de angst is gebleven in Zuid-Sudan
- ↑ Het Parool 20 APRIL 2009 IC-arts bepaalt of patiënt blijft leven
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be