• ge·rie·fe·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord geriefelijkheid geriefelijkheden
verkleinwoord

de geriefelijkheidv

  1. de mate waarin iets comfortabel en prettig is om in te vertoeven
     In de tweede helft van de 19de eeuw werden in treinstations van steden met grote koninklijke paleizen wachtkamers ingericht. Als leden van het koningshuis gebruikmaakten van het toen hypermoderne vervoer per rails, konden ze daar in alle geriefelijkheid wachten.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “NS zet koninklijke wachtkamers online” (Zaterdag 28 januari 2012, 10:44), NOS