• ge·ne·ra·li·se·rend
vervoeging van: generaliseren
verbogen vorm: generaliserende

generaliserend

  1. onvoltooid deelwoord van generaliseren
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen generaliserend generaliserender generaliserendst
verbogen generaliserende generaliserendere generaliserendste
partitief generaliserends generaliserenders -

generaliserend

  1. een of enkele gevallen zien als kenmerkend voor een hele groep
    • De ambassade zegt met verbazing kennis te hebben genomen van de berichten in de media. De publicaties zouden slechts berusten op 'enkele vastgestelde en berechte gevallen van oplichting en fraude'. "Er zijn veel verwijten gemaakt, echter zonder concrete verwijzingen naar documenten en informatiebronnen", staat in de verklaring. Polen spreekt van 'kwetsende en generaliserende uitspraken over Polen in Nederland'. [1] 
    • Radicale invloeden binnen het islamitisch (weekend)onderwijs kunnen ertoe leiden dat kinderen en jongvolwassenen vervreemden van de samenleving, waarschuwt de AIVD in haar jaarrapport 2018. In Trouw van 19 april protesteren moskeebestuurders tegen het generaliserende beeld dat de veiligheidsdienst schetst: de meeste organisaties die islamitische lessen verzorgen, zijn volgens hen helemaal niet radicaal. [2]