• ge·nees·krach·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geneeskrachtig geneeskrachtiger geneeskrachtigst
verbogen geneeskrachtige geneeskrachtigere geneeskrachtigste
partitief geneeskrachtigs geneeskrachtigers -

geneeskrachtig

  1. met een werking die genezing bewerkstelligt
    • Een geneesmiddel heeft een geneeskrachtige werking als ze voor de juiste indicatie en op de juiste wijze wordt toegediend. 
    • Met rijke ijdeltuiten, die hun hele gezicht hebben laten verruïneren door botoxinjecties van een of andere schoenmaker of een zekere dokter Deen, heb ik geen meelij. Dat is de rimpelmaffia. Maar met opgegeven patiënten, die voor veel te veel geld door een oplichter worden ingespoten met geneeskrachtige badzoutvitaminen heb ik dat wel. Oppakken die oplichters en wekenlang injecteren met hun medicinale gootsteenontstopper. Tot ze kermend om genade krijsen.[1] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Youp van 't Hek 5 augustus 2016 NRC
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be