• ge·mo·to·ri·seerd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gemotoriseerd gemotoriseerder gemotoriseerdst
verbogen gemotoriseerde gemotoriseerdere gemotoriseerdste
partitief gemotoriseerds gemotoriseerders -

gemotoriseerd [1]

  1. met een motor als aandrijfkracht
  2. gemotoriseerd verkeer: waarbij vervoermiddelen gebruikt worden die een motor hebben
    • De 65-jarige Nederlandse chauffeur zou volgens de eerste berichten niet onder invloed van alcohol of drugs zijn geweest. De fietsers, een groep van twaalf vrouwen uit Retie, wilde oversteken op een plek waar gemotoriseerd verkeer 90 kilometer per uur mag rijden.[2] 
    • Residuen van de bezetting: Per 1 januari 1941 konden 'loontrekkenden' aanspraak maken op kinderbijslag voor elk derde kind (tot diens vijftiende levensjaar). Later dat jaar werd de verplichte ziekenfondsverzekering ingevoerd (om pas in 1996 te worden afgeschaft). Andere residuen van de Duitse bezetting: de afschaffing van de regel dat fietsers van rechts voorrang hebben op gemotoriseerd verkeer; de vennootschapsbelasting, in haar oorspronkelijke vorm afgeschaft op 8 oktober 1969; de toewijzing van Vlieland en Terschelling, die tot dan bij de provincie Noord-Holland hoorden, aan de provincie Friesland; de invoering van het zwemdiploma, per 15 oktober 1943.[3]  
vervoeging van: motoriseren…
verbogen vorm: gemotoriseerde

gemotoriseerd

  1. voltooid deelwoord van motoriseren
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Eppo König 16 mei 2017
  3. Volkskrant Sander van Walsum 12 mei 2017