gemoedelijkheid
- Geluid: gemoedelijkheid (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈmudələkˌhɛit / (5 lettergrepen)
- ge·moe·de·lijk·heid
- afgeleid van gemoedelijk bn met het achtervoegsel -heid [1], vergelijk Duits Gemütlichkeit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gemoedelijkheid | gemoedelijkheden |
verkleinwoord | - | - |
de gemoedelijkheid v
- gezellig- of genoeglijkheid
- Hij voelde zich op zijn gemak in de gemoedelijkheid van het dorpscafé.
- ▸ Maar dat wij dit gesprek zo gewoontjes konden voeren, en niet hoefden te fluisteren of onzichtbare microfoons moesten ontlopen, tekende de gemoedelijkheid.[2]
- zachtaardig- of fijngevoeligheid
- Door de gemoedelijkheid van de leraar was er een ontspannen sfeer in de klas.
- ▸ Kaine heeft de dubbele taak om voor Clinton de tegenaanval in te zetten, en tegelijkertijd warmte en gemoedelijkheid te blijven uitstralen – omdat gebrek daaraan Clinton zo vaak is verweten.[3]
- Het woord gemoedelijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Stephan Sanders“Kiezersvreugde” (21 maart 2022) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Maartje Somers“Tim Kaine maakt Clinton gemoedelijk” (4 oktober 2016) op nrc.nl