Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·moe·de·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gemoedelijkheid gemoedelijkheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de gemoedelijkheidv

  1. gezellig- of genoeglijkheid
    • Hij voelde zich op zijn gemak in de gemoedelijkheid van het dorpscafé. 
     Maar dat wij dit gesprek zo gewoontjes konden voeren, en niet hoefden te fluisteren of onzichtbare microfoons moesten ontlopen, tekende de gemoedelijkheid.[2]
  2. zachtaardig- of fijngevoeligheid
    • Door de gemoedelijkheid van de leraar was er een ontspannen sfeer in de klas. 
     Kaine heeft de dubbele taak om voor Clinton de tegenaanval in te zetten, en tegelijkertijd warmte en gemoedelijkheid te blijven uitstralen – omdat gebrek daaraan Clinton zo vaak is verweten.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Stephan Sanders
    “Kiezersvreugde” (21 maart 2022) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Maartje Somers
    “Tim Kaine maakt Clinton gemoedelijk” (4 oktober 2016) op nrc.nl