• ge·mij·terd
stellend
onverbogen gemijterd
verbogen gemijterde
partitief gemijterds

gemijterd

  1. met een mijter op, een mijter dragend
    • Een gemijterde kardinaal droeg de mis voor. 
vervoeging van: mijteren…
verbogen vorm: gemijterde

gemijterd

  1. voltooid deelwoord van mijteren
66 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be