Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·meen·schaps·raad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gemeenschapsraad gemeenschapsraden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gemeenschapsraadm

  1. (België) parlement van een van de drie deelstaten in België
    • Toch is er in ieder geval nog één reden om te spreken van de `moeder aller verkiezingen'. Zondag wordt in België gestemd voor een recordaantal van acht parlementen: de federale kamer en de senaat, de Vlaamse raad, de Waalse gewestraad, de Brusselse hoofdstedelijke raad, de Raad van de Franse gemeenschap, de Duitstalige gemeenschapsraad èn het Europees Parlement. Iedereen boven de achttien moet minstens vier stemmen uitbrengen. Mòet, want in België bestaat nog altijd een opkomstplicht, die verdedigd wordt uit de emancipatorische overtuiging dat anders de laag-geschoolden thuis blijven. [1] 
  2. dorpsraad
    • Pas sinds tien jaar, en na een lange strijd, zijn de bewoners van dit gebied ook de wettelijke eigenaren van de grond. De 51-jarige Aristarco Mosquera, gekozen vertegenwoordiger van de gemeenschapsraad van Tadó, is een van de voorvechters van de Afrocolombiaanse gemeenschap. „Veel bedrijven willen onze grond inpikken en dat lukt ze helaas. Het probleem is dat onze grondrechten weliswaar worden erkend maar de Staat biedt geen bescherming tegen inbreuken.”[2]  
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Birgit Donker 11 juni 1999
  2. NRC Marcel Haenen 5 maart 2011