gelijktijdigheid
- ge·lijk·tij·dig·heid
- afleiding van gelijktijdig met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelijktijdigheid | gelijktijdigheden |
verkleinwoord |
de gelijktijdigheid v
- het op hetzelfde moment plaatsvinden van meerdere gebeurtenissen
- ▸ Maar om een handeling op te slaan in de vorm van een flits die geen tijd meer bestrijkt, was dat niet de vastlegging van die handeling in oneindig versnelde toestand? Volgens de fluxierekening van Newton vergde dat echter een eveneens oneindige energie, de energie die nodig is om begin en einde in elkaar te persen, om in volstrekte gelijktijdigheid, met ultieme versnelling, snel als de tijd zelve een massa te verplaatsen, een been, een tong, een hand, toen zo loom strelend, in de sluimerherinnering nu echter de drager van precies diezelfde energie, de hitte die overblijft wanneer men onder toevoer van alle kracht in de wereld een naald heeft samengeperst tot niets — wanneer zij met de vinger van haar aandacht zulk een sluimerherinnering aantoetsen zou, waardoor die zich opnieuw, temporeel in haar geest zou voltrekken, eerst die hand, toen de tong, niet meer alles tegelijk, zou dat de vrijmaking van die door de geest toegevoegde energie betekenen, welke na de explosie dan neerregenen zou als seconden, teruggetransmuteerd tot tijd, de tijd waarin het herinneringsbeeld zich ontsluiten en afspelen kan als handeling met verloop, een explosie verwoestend als het geweld waarmee die tot niets samengeperste naald zou terugspringen in zijn oude vorm van stof en staal.[2]
- ▸ Tegen de natuurwetten in zoeken ze naar gelijktijdigheid, of gelijk oversteken. De kwadratuur van de cirkel.[3]
1. het op hetzelfde moment plaatsvinden van meerdere gebeurtenissen
- Het woord gelijktijdigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.