gelegenheidsspits
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·le·gen·heids·spits
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gelegenheid zn en spits zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelegenheidsspits | gelegenheidsspitsen |
verkleinwoord | gelegenheidsspitsje | gelegenheidsspitsjes |
Zelfstandig naamwoord
- (sport) iemand die voor één keer in de voorhoede van een team speelt
Gangbaarheid
- Het woord 'gelegenheidsspits' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.