Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gel·de·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van geld met het invoegsel -e- met het achtervoegsel -loos
stellend
onverbogen geldeloos
verbogen geldeloze
partitief geldeloos

Bijvoeglijk naamwoord

geldeloos

  1. zonder geld
    • Hij was na het betalen van de rekeningen geldeloos. 
    • Die geldeloos is, zijne vrienden zijn dun 
Synoniemen

Gangbaarheid