• ge·kos·tu·meerd
vervoeging van: kostumeren…
verbogen vorm: gekostumeerde

gekostumeerd

  1. voltooid deelwoord van kostumeren
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gekostumeerd gekostumeerder gekostumeerdst
verbogen gekostumeerde gekostumeerdere gekostumeerdste
partitief gekostumeerds gekostumeerders -

gekostumeerd

  1. zodanig gekleed dat je niet herkenbaar bent en doet alsof je iets of iemand anders bent, meestal in het kader van een feestelijke gebeurtenis of op toneel
    • In de vierde van het gymnasium ‘scoorde’ Pleij een vriendin in de vijfde, Hélène, dochter van een bankdirecteur. Haar moeder praatte graag met hem over literatuur. Maar op een gekostumeerd feest, waar hij als enige een door zijn moeder genaaid kostuum droeg, „viel ik door de mand”. „Ik hoorde iemand aan Hélène’s moeder vragen of ik haar dochters verloofde was. Nee nee nee, zei ze haastig, gewoon een vriendje. [1] 
    • Vier wijken van Florence strijden jaarlijks om een beker. Je kunt het gekostumeerd voetbal noemen, maar een ratjetoe van 27 vechtende mannen en een bal mag ook. De zo kunstzinnige stad laat zich hier van een heel andere kant zien.[2]  
    • Weet u, gravin, zei hij, terwijl hij haar opeens aansprak als een goede oude bekende, we zijn een gekostumeerd bal aan het organiseren; u moet ook meedoen: het wordt heel leuk. We gaan allemaal naar de Archarovs. U komt toch ook, alstublieft? vroeg hij. [3] 
98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]
  1. NRC Joke Mat 19 januari 2017
  2. Volkskrant Michel van Straten 19 juni 2015
  3. L.N. Tolstoj Oorlog en Vrede Vertaald uit het Russisch doorYolanda Bloemen en Marja Wiebes Deel 2 pagina 725
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be